Bondas, Joseph

Joseph Bondas (1881-1957) bouwde vanuit het Luikse syndicale bastion een loopbaan uit die hem aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog aan het hoofd bracht van de socialistische vakbond. Hij werkte vanaf zijn dertiende als monteur en militeerde in de rangen van de Socialistische Jonge Wacht van Seraing. Hij was in 1905 medeoprichter van de metaalbewerkersbond "Relève-Toi" van Seraing. Van 1908 tot 1912 was hij secretaris van het Bureau voor Arbeidersongevallen van de Federatie van Metaalbewerkers van de provincie Luik, zijn eerste functie als syndicaal vrijgestelde. Vervolgens werd hij secretaris van het Intersyndicaal Gerechtelijk Bureau van Luik en in 1917 algemeen secretaris van de Federatie van Vakbonden van Luik-Hoei-Borgworm (tot 1940). Terzelfdertijd vervulde hij de functie van secretaris van de Federatie van Metaalbewerkers van de provincie Luik (1919-1940). Hij was ondertussen ook lid van de Raad van Beroep van de Werkrechtersraad (1913-1949). Op nationaal vlak was hij secretaris van de Syndikale Kommissie vanaf 1921. In 1940 volgde hij Corneille Mertens op als algemeen secretaris van de socialistische vakbond, een functie die hij vervulde tot aan zijn opruststelling in 1946. Tijdens de oorlog stond hij in 1942-1943 aan het hoofd van het "Centre Syndical Belge". Op politiek vlak vermelden we zijn mandaat als gemeenteraadslid te Seraing (1921-1926). In 1937-1938 was hij koninklijk commissaris voor de controle op de productie en verhandeling van munitie en oorlogsmateriaal. In Londen maakte hij deel uit van de Belgische regering als onder-staatssecretaris voor Arbeid en Sociale Voorzorg en voor Vluchtelingenhulp (1943-1944). Na de oorlog publiceerde hij een aantal werken over de geschiedenis van de vakbeweging.

Bondas, Joseph

Joseph Bondas (1881-1957) bouwde vanuit het Luikse syndicale bastion een loopbaan uit die hem aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog aan het hoofd bracht van de socialistische vakbond. Hij werkte vanaf zijn dertiende als monteur en militeerde in de rangen van de Socialistische Jonge Wacht van Seraing. Hij was in 1905 medeoprichter van de metaalbewerkersbond "Relève-Toi" van Seraing. Van 1908 tot 1912 was hij secretaris van het Bureau voor Arbeidersongevallen van de Federatie van Metaalbewerkers van de provincie Luik, zijn eerste functie als syndicaal vrijgestelde. Vervolgens werd hij secretaris van het Intersyndicaal Gerechtelijk Bureau van Luik en in 1917 algemeen secretaris van de Federatie van Vakbonden van Luik-Hoei-Borgworm (tot 1940). Terzelfdertijd vervulde hij de functie van secretaris van de Federatie van Metaalbewerkers van de provincie Luik (1919-1940). Hij was ondertussen ook lid van de Raad van Beroep van de Werkrechtersraad (1913-1949). Op nationaal vlak was hij secretaris van de Syndikale Kommissie vanaf 1921. In 1940 volgde hij Corneille Mertens op als algemeen secretaris van de socialistische vakbond, een functie die hij vervulde tot aan zijn opruststelling in 1946. Tijdens de oorlog stond hij in 1942-1943 aan het hoofd van het "Centre Syndical Belge". Op politiek vlak vermelden we zijn mandaat als gemeenteraadslid te Seraing (1921-1926). In 1937-1938 was hij koninklijk commissaris voor de controle op de productie en verhandeling van munitie en oorlogsmateriaal. In Londen maakte hij deel uit van de Belgische regering als onder-staatssecretaris voor Arbeid en Sociale Voorzorg en voor Vluchtelingenhulp (1943-1944). Na de oorlog publiceerde hij een aantal werken over de geschiedenis van de vakbeweging.